Lesgeven in het primair onderwijs

Laten we beginnen waar kinderen zelf ook beginnen aan hun onderwijsreis, namelijk het primair onderwijs. Hieronder valt natuurlijk de basisschool, waar je les geeft aan kinderen meestal tussen de 4 en 12 jaar. Je leert ze natuurlijk allerlei basisvaardigheden aan zoals lezen, schrijven en rekenen, maar begeleidt ze ook in de eerste stappen van hun sociale en persoonlijke ontwikkeling.

Onder het primair onderwijs valt ook het speciaal basisonderwijs. Dit is in principe gelijk aan een reguliere basisschool, maar dan met kleinere klassen. Dit is bedoeld voor leerlingen die behoefte hebben aan minder prikkels en juist meer begeleiding van leraren en onderwijsassistenten. Leraren doen dus ongeveer hetzelfde werk als op de basisschool, maar dan met iets meer focus per leerling.

Lesgeven in het voortgezet onderwijs

Waar je als leraar in het primair onderwijs jouw leerlingen een hele hoop basisvaardigheden aanleert, geef je in het voortgezet onderwijs maar één vak. Je hebt dus meer expertise over de stof en geeft alleen les in waar je interesse in hebt, maar het is inhoudelijk dus minder veelzijdig.

Ook anders dan de basisschool is dat de middelbare school is onderverdeeld in 3 niveaus:

  • Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo);
  • Hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo);
  • Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo).

Zowel de stof die je doceert, als de manier waarop je het lesgeven zelf aanpakt zullen verschillen per niveau. Op het vmbo is bijvoorbeeld een praktischere blik gewenst, met directe antwoorden en oplossingen, waar je op het vwo veel meer verwacht wordt met leerlingen tot denken op een wetenschappelijk niveau aan te zetten, en niet alleen maar kennis te laten reproduceren.

Op de middelbare school geef je les en begeleid je kinderen die grotendeels in de puberteit zitten. Dat brengt uitdagingen met zich mee, want pubers zijn niet te makkelijkste. Maar het is ook een kans om bij te dragen aan de ontwikkeling van kinderen in een van de meest vormende fases van hun leven. Je kunt in deze precaire levensfase een echt rolmodel zijn en kinderen een stevige fundering meegeven, die ze hun leven lang zullen herinneren.

Lesgeven in het vervolgonderwijs na de middelbare school

Na de middelbare school zijn er verschillende vormen van vervolgonderwijs, ook beschikbaar in drie niveaus:

  • Middelbaar beroepsonderwijs (Mbo);
  • Hoger beroepsonderwijs (Hbo);
  • Wetenschappelijk onderwijs (Wo).

De namen spreken redelijk voor zich; op het mbo en hbo werken studenten toe naar het toetreden op de arbeidsmarkt, met vaak een focus op een specifiek beroep of sector. Op het wo ligt de focus op het verschaffen van onderwijs op wetenschappelijk niveau, waarna studenten door kunnen als wetenschapper en onderzoeker, of natuurlijk ook de arbeidsmarkt op gaan. Van studenten wordt ook een stuk meer zelfstandigheid verwacht, aangezien ze ondertussen volwassen zijn. Bovendien zitten er vaak flink meer mensen in een collegezaal dan een klaslokaal, en dus is er minder tijd voor individuele begeleiding. Je hebt als docent dan ook vaak een minder hechte relatie met je studenten dan op de basis- of middelbare school.

Bevoegdheidsgraden: wat heb je nodig om les te mogen geven

Ook niet onbelangrijk om te vermelden zijn de verschillende graden van lesbevoegdheid die je nodig hebt om te mogen lesgeven op de verschillende niveaus. Daarom zetten we ook dat hieronder concreet voor je op een rijtje. Wil je werken op een …, dan heb je een … nodig:

  • Basisschool of speciale basisschool: Bevoegdheid voor het primair onderwijs;
  • Vmbo en onderbouw havo en vwo: Tweedegraadsbevoegdheid;
  • Havo en vwo bovenbouw: Eerstegraadsbevoegdheid;
  • Mbo: Tweedegraadsbevoegdheid;
  • Hbo en wo: Geen wettelijke verplichting voor bevoegdheid, wel ieder een eigen bekwaamheids kwalificatie.

Lesgeven in het speciaal onderwijs

Niet alle kinderen zijn op hun plek binnen deze reguliere vormen van onderwijs. Daarom is er ook het speciaal onderwijs (let op: dit is dus een andere soort school dan het speciaal basisonderwijs!), waarna leerlingen kunnen doorstromen naar het voortgezet speciaal onderwijs. Je hebt hier 4 clusters aan type leerlingen:

  • Cluster 1: blinde, slechtziende kinderen;
  • Cluster 2: dove, slechthorende kinderen;
  • Cluster 3: lichamelijke en/of verstandelijk gehandicapte kinderen, of kinderen die langdurig/chronisch ziek zijn;
  • Cluster 4: kinderen met stoornissen en gedragsproblemen.

Lesgeven binnen het speciaal onderwijs is dus een compleet andere ervaring dan binnen regulier onderwijs. Het kan uitdagend zijn, omdat je bijvoorbeeld anders moet communiceren dan je gewend bent, maar ook extra duidelijk waar je het voor doet.

Wat is er nog meer? Onderwijsconcepten in Nederland

Zo, dat was in een notendop het reguliere Nederlandse onderwijssysteem. Maar er is daarbinnen nog meer onderscheid te maken op onderwijsconcept, en daar gaat het volgende stuk over.

Lesgeven en geloofsovertuigingen

Zo is er het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Het openbaar onderwijs zijn scholen die voor iedereen zijn en waar iedereen wordt toegelaten. Hier zul je dus allerlei leerlingen in je klas krijgen, met dus waarschijnlijk een stuk meer diversiteit binnen je klas, wat je werk altijd interessant maakt. Bijzondere scholen zijn voornamelijk scholen met een bepaalde geloofsovertuiging, voor het grootste deel bestaande uit:

  • Rooms-katholieke scholen (30,3%);
  • Protestants-christelijke scholen (29,6%);
  • Overige bijzondere scholen (8,9%).

Daarnaast zijn er ook hindoeïstische, islamitische en gereformeerde scholen in Nederland te vinden. Vind je het zelf belangrijk om volgens een bepaalde geloofsovertuiging te leven én dus ook te werken, dan kun je als leraar natuurlijk kiezen voor het bijzonder onderwijs.

Anders lesgeven binnen het vernieuwingsonderwijs

En dan is er het traditioneel vernieuwingsonderwijs, scholen die een speciale onderwijsfilosofie hebben en hun lessen en roosters net een andere inrichting geven. Nieuwsgierig wat ieder concept precies inhoudt? Bekijk meer via onderstaande linkjes:

  • Montessori: per leeftijdsfase (0-6/7-12/13-18) geef jij anders les, toepasselijk voor die ontwikkelingsfase van het kind;
  • Dalton: meer vrijheid en verantwoordelijk voor de leerlingen, die zelf een planning maken en moeten reflecteren;
  • Vrijeschool: een alternatieve dag-indeling, waarbij onder andere de eerste paar uur wekenlang aan hetzelfde onderwerp wordt besteed;
  • Jenaplan: volledig ingericht rondom de vier pijlers Gesprek, Spel, Werk en Viering;
  • Freinet: je bent als leraar gelijker aan de leerlingen, en begeleid ze dan ook meer terwijl ze zelfstandig werken in plaats van centraal les te geven.

Lesgeven in een andere taal

Geef je liever les in het Engels? Zelfs dat kan binnen het Nederlandse onderwijslandschap! Een aantal scholen in Nederland biedt tweetalig onderwijs (tto) aan, waarin een aantal van de vakken volledig in het Engels worden gegeven. Wil je ECHT all-the-way gaan, dan kun je er nog aan denken om op een internationale school les te gaan geven. Daar spreken we pas echt van klaslokalen die barsten van de diversiteit!

Ben je na het lezen van deze blog, en misschien ook enkele van de begrippen, benieuwd naar het onderwijs en waar jij het beste zou passen? Maak dan vrijblijvend een afspraak met een van onze zij-instroomadviseurs. Ook kan je altijd onze ‘welk type onderwijs past bij mij?’ quiz maken.